Behangen met papierbehang
Behangen met papierbehang
Behangen met papierbehang is in veel opzichten hetzelfde als behangen met vliesbehang, maar er is één belangrijk verschil: bij papierbehang lijm je niet de muur, maar het behang zelf in.
Wat heb je nodig?
* Behangtafel
* Behanglijm voor papierbehang
* Scherp afbreekmes
* Blokkwast of behangborstel
* Behangspatel
* Waterpas & potlood of loodlijn
* Trapje
* Vochtige doek of spons
1. Voorbereiding
Een goed begin is het halve werk! Zorg er daarom voor dat je muur glad, vetvrij, droog en egaal van kleur is. Zit er nog een oude laag behang op de muur, dan moet je deze eerst verwijderen.
Vul eventuele gaten op met een gatenvuller, verwijder alle afdekplaatjes van schakelaars en stopcontacten en schakel elektragroepen uit. Vermijd temperatuurschommelingen en tocht, omdat hierdoor behang kan krimpen met als gevolg dat de naden tussen de behangbanen groter kunnen worden.
Tip: Controleer of alle behangrollen hetzelfde batchnummer hebben om eventuele kleurverschillen te voorkomen.
2. Loodlijn
Omdat deurkozijnen, muren of plafonds niet altijd waterpas zijn, kun je het beste met behulp van een waterpas of een loodlijn een loodrechte lijn op de muur tekenen. Teken deze lijn ongeveer 50 centimeter (de rolbreedte - 3 cm) vanaf de hoek waar je begint met behangen.
Begin met de hoek die zich het dichtst bij het raam bevindt. Op deze manier valt het licht op de naden, zodat je ze goed ziet en de volgende baan mooi aansluit.
Tip: Wist je dat je heel eenvoudig zelf een loodlijn kunt maken door een gewichtje of zware spijker aan een stuk touw vast te maken?
3. Banen snijden
Als je de voorbereidingen hebt getroffen, kan het behangen beginnen. Snijd het behang in banen. Meet hiervoor de hoogte van de muur en tel daar 10 centimeter voor de snijranden bij op. Let op: als er een patroon in het behang zit, heb je per baan 1 keer de hoogte van de muur + 1 keer het patroon, + 10 cm voor de snijranden nodig. Bijvoorbeeld: je muur is 240 cm hoog en je hebt behang uitgekozen met een patroon van 53 cm. Dan heb je banen nodig van 240 + 53 + 10 = 303 cm. Markeer de banen. Geef duidelijk aan welke kant de bovenkant is.
4. Lijmen
Wanneer je het behang op maat gesneden hebt, kun je met het inlijmen van de stroken beginnen. Leg de behangstrook op de behangtafel met de achterkant naar boven. Gebruik een behangkwast of een blokkwast om de lijm gelijkmatig te verspreiden. Zorg ervoor dat ook de randen en hoeken goed ingesmeerd zijn.
5. Inweken
Vouw vervolgens beide uiteinden naar het midden dicht. Vouw het behang daarna nog een keer dubbel en laat de lijm inweken. Op de verpakking van de behanglijm staat aangegeven hoe lang de lijm moet inweken. Let op: Bij een te korte inweektijd kunnen er bobbels in het behang ontstaan, maar bij een te lange inweektijd kan de lijm zijn kleefkracht verliezen.
6. Plakken
Plak de bovenkant van de eerste baan behang (met een klein beetje overlap van ongeveer 3 cm tegen het plafond) aan de muur. Vouw de behangbaan voorzichtig uit en plak de baan recht langs de getekende lijn of loodlijn.Strijk het behang met een behangspatel licht na voor een glad resultaat. Heb je na het gladstrijken nog luchtbellen onder je behang? Kleine luchtbellen verdwijnen bij het opdrogen. Zijn er grote luchtbellen ontstaan, dan kun je deze voorzichtig lek prikken met een speld. Veeg het behang daarna weer glad met de behangspatel.
Snijd het overtollige behang aan de boven- en onderkant (of zijkant) af met een afbreekmesje. Houd een behangspatel tegen de plint, zodat je het behang recht en strak kunt afsnijden.
Breng de volgende behangbaan op dezelfde manier aan, maar plak deze net iets over het randje van de vorige baan. Papierbehang krimpt namelijk nog een beetje. Veeg eventuele lijmresten gelijk weg met een vochtige doek of spons weg. Let er bij het plakken van de volgende banen ook op dat het patroon goed aansluit op de voorgaande banen. Hieronder vind je meer informatie over patroonaansluiting.
7. Patroonaansluiting
Elk behang heeft een herhalend patroon. Na hoeveel centimeter het patroon zich herhaalt, wordt op de rol aangeduid met het getal dat achter het symbool voor patroonherhaling staat. Bij de meeste effen dessins of gestreepte patronen hoef je bij het plakken van de volgende baan geen rekening te houden met het patroon voor een goede aansluiting. Bij andere patronen is het juist wel van behang dat je bij het plakken let op een eventuele verschuiving van het patroon op de nieuwe baan ten opzichte van het patroon op de vorige baan. In de onderstaande tekening zie je de vier verschillende mogelijkheden met de bijbehorende symbolen.
Tip: Wacht met het terugplaatsen van stopcontacten en afdekplaatjes totdat het behang goed is opgedroogd. Behang dat niet goed droog is, is namelijk kwetsbaar en kan snel beschadigd raken.